zaterdag 15 januari 2011

Suske en Wiske 137 - De Ringelingschat


Wat word ik er droevig van om het prachtige 18e avontuur deels hertekend en herschreven te zien. De inkleuring is een schrale troost, gelukkig was de hertekenaar zo slordig dat we af en toe toch nog kunnen genieten van een klassieke Lambik en Sidonia met hoed en hoedespelden!

Die hertekening schijnt al geheel gebeurd te zijn bij de tweekleurenuitgave die in 1962 verscheen. Helaas weet ik dat niet helemaal zeker omdat ik daar geen scans van heb kunnen vinden.

De vierkleurenuitgave was in 1972, scan is van 1985.

http://uploading.com/files/5a1f3633/Suske%20en%20Wiske%20137%20-%20De%20Ringelingschat.cbr/


Hier vond ik de volgende tekst, al wat jaren oud inmiddels, van iemand die zich ook al zo verschrikkelijk ergert aan die hertekeningen en vertekeningen. Een bespreking van alle avonturen tot en met De Ringelingschat!

Aan het oudste album, Rikki en Wiske (1947), lijkt mij niets hertekend. Dat is helemaal zoals het hoort. Naast Wiske treedt alleen tante Sidonia op. Schanulleke is er ook al. Broer Rikkie verdwijnt na dit album. Dat kon natuurlijk niet: een echt familielid. Er treedt al wel een malle proffie in op, maar dat is nog niet Barabas. En die proffie vindt een geinig mobiel uit, wat zich later vaak zal herhalen bij proffie Barabas.

Het eiland Amoras, wat mij betreft nummer 1 (en zo is het ook in die gekopieerde lijst; dan is Rikkie en Wiske 0: het voorspel), is helemaal hertekend, overigens niet onaardig, en vrij donker van inkleuring, erg fraai. Volgens mij gebeurde dit ergens in de jaren niet lang na 1962, wellicht pas omstreeks 1967. Ik leg hieronder (aan het eind) uit waarom ik dat denk. In Het eiland Amoras wordt eerst proffie Barabas geïntroduceerd, met hem de Gyronef, en daarna Suske. Ook Sus Antigoon, die in de latere albums helaas maar een enkele keer terugkeert, verschijnt hier.

Het is opmerkelijk dat Suske in dit avontuur nog een zeer opgewonden baasje is (met berenbroekje aan), terwijl hij vanaf het volgende avontuur, dat naar ik begrijp uit dat artikel de Sprietatoom moet zijn, het vrij correcte baasje is dat wij zo goed kennen. In een opgewonden standje verandert Suske alleen nog als hij gaat vechten. Wiske heeft vanaf het allereerste begin het ondeugende en eigenwijze karakter dat haar zo leuk maakt.

De sprietatoom (2), De vliegende aap (3) en De koning drinkt (5) zijn alledrie helemaal hertekend. Volgens mij wat later dan het Eiland Amoras, en minder zorgvuldig en niet zo stemmig ingekleurd. Het zou me niet verbazen als iemand anders dan Willy (in ieder geval deels) voor deze hertekeningen verantwoordelijk is. In De sprietatoom wordt Lambik geïntroduceerd, en vitamientje. Overigens komen zowel Lambik als Barabas vrij terloops het verhaal binnenwandelen, Suske wat prominenter. In De vliegende aap verschijnt die malle broer van Lambik.

In het artikel staat dat na De vliegende aap meteen De zwarte madam in de krant verscheen. Dat is dan dus nummer 4. Blij dat dit nu duidelijk is; de tekenstijl van De zwarte madam kwam mij altijd al vroeger voor - primitiever - dan Prinses Zagemeel (wordt 6).

De bokkerijders, die naar ik heb begrepen uit 1948 stamt - het doet mij veel deugd dat dit nu eindelijk duidelijk is - moet naar ik aanneem na De zwarte madam worden geplaatst. Ik noem hem maar even 4 bis. Mijns inziens is dit het beste verhaal van de eerste elf albums. Gelukkig is het niet hertekend. Dat geldt eveneens voor de De zwarte madam (4) en Prinses Zagemeel (6).

De albums 7 tot en met 9 (Witte uil, Bibbergoud, Lambiorix) zijn weer helemaal hertekend, alledrie niet bijzonder fraai. Wat me opviel is dat Vandersteen in tenminste drie van de albums vanaf nummer 6 Sidonia parkeert en Suske en Wiske het hele avontuur alleen met Lambik laat beleven. In Lambiorix zijn ze weer met z'n vieren.

10 tot en met 12 (Stierentemmer, Stalen bloempot (1951), Zingende nijlpaard) zijn niet hertekend. Als ik kijk naar de tekenstijl van de Stalen bloempot, en de sfeer van het avontuur, zou ik zeggen dat De mottenvanger ook uit deze tijd moet stammen. Ik nummer hem 11 bis. De tekenstijl begint in deze albums langzamerhand iets verfijnder te worden, minder primitief of bonkig en schonkig, de verhalen wat vloeiender, ietwat gecompliceerder en minder hink-stap-sprong (heel erg gericht op verschijning in de courant, vergelijk de vroege Kuifjes) dan daarvoor, uitgezonderd De bokkerijders, dat een uitzonderlijk vroeg topverhaal is. Onze vrienden treden vanaf deze tijd (eind 1950) steevast als 'familie' op; ze doen steeds allevier mee.

Nou, en dan komt deeltje 13, De ringelingschat, en daar begint het gedonder met de gedeeltelijke hertekening, het opnieuw intekenen van de hoofden (en soms meer) van onze vrienden op zeer onzorgvuldige wijze, zowel wat betreft tekenstijl als frequentie: hier wel daar niet, zonder duidelijke logica. Van 14 tot en met 17 (Tuf-tuf-club, Bevroren vuur, De sterrenplukkers (1952), Lachende wolf) gaat het even goed: niets hertekend. Bovendien zijn De tuf-tuf-club en De sterrenplukkers topavonturen.

Vanaf 18, De dolle musketiers (1953), waarin Jerom wordt geïntroduceerd, gaat het echter goed mis met dat verdomde gedeeltelijk hertekenen. Dat is buitengewoon zonde omdat het hier juist gaat om topverhalen (bijvoorbeeld Knokkersburcht, Circusbaron, IJzeren schelvis), die in een erg fraaie stijl zijn getekend. De hoofden van onze vrienden, op de eerste plaats die van Sidonia, zijn in de meeste albums van 18 tot 24 (Kleppende klipper) hertekend op meer of minder knullige wijze, helaas meestal het eerste. Jerom is doorgaans helemaal opnieuw getekend. Zijn leuke berenbroekje en stoppelhaar en baard zijn weggecensureerd. Enige troost is dat de hertekening doorgaans wat consequenter is uitgevoerd dan in De ringelingschat: Jerom en Sidonia zijn overal hertekend, slechts de silhouetplaatjes schijnen te zijn overgeslagen. Deze hertekeningen stammen volgens mij ook ergens uit de loop van de jaren '60 (eind?)

In De circusbaron (21), waarin opmerkelijk genoeg het hoofd van Sidonia niet is hertekend, tekenen zich zeer duidelijk dikkere omtreklijnen van de figuren af, die al worden aangekondigd in de voorgaande avonturen, vanaf De dolle musketiers. In de eerste paar albums sinds zijn introductie in De dolle musketiers heeft de hertekende Jerom nog wel een berenvel aan (dus niet dat geinige berenbroekje), maar vanaf De speelgoedzaaier (22) niet meer. Vanaf dat album wandelt hij rond in pantalon en overhemd, in de hertekende versie welteverstaan.

In de Dolle musketiers duikt Barabas na lange tijd (sinds Sprietatoom, tussendoor alleen in Zingende nijlpaard?) ook weer eens op, en wel met de teletijdmachine. Dat verdomde apparaat wordt in De dolle musketiers door Lambik als verjaardagscadeau onthult (tot deze tijd verzon Vandersteen gewoon allerlei aardige listen om onze vrienden in het verleden te laten belanden). Het zal je maar gebeuren. In ieder geval aan het begin van De knokkersburcht zijn ook Lambik, Suske en Wiske zo nu en dan op net zo schandelijke wijze verminkt als in De ringelingschat. Ik word er zo boos en droevig van dat ik het in de andere albums uit deze tijd niet allemaal precies ga nakijken.

Inmiddels was Vandersteen sinds 1952 ook de albums uit de Blauwe Reeks gaan maken. Daaraan is gelukkig niets hertekend. Sidonia en Jerom komen er niet in voor, dus dat scheelt een stuk. Wel zijn er botweg pagina's geschrapt in de uitgaven die wij kennen van de Blauwe Reeks. Wat aardig is in deze reeks, die liep tot in 1957, is dat je de tekenstijl in de albums zeer geleidelijk een beetje ziet veranderen, zoals dat ook gebeurde in de andere albums uit die jaren. Helaas is dat nu niet meer zo goed te volgen door al dat malle hertekenen.

De Kleppende klipper (24, 1956) en De straatridder (25) zijn helemaal hertekend, uitgezonderd die zwerver in De straatridder en enkele andere plaatjes in dat album. Zeker de hertekening in De straatridder is weer erg slordig. De brullende berg (27) is een bijzonder album: Sidonia is hier niet hertekend en van Jerom alleen het bovenlijf inclusief hoofd. Hij heeft hier voor het eerst zijn oorspronkelijke berenbroekje nog aan gedurende het hele avontuur! In het volgende avontuur, topper De spokenjagers (28), zijn zowel Jerom als Sidonia weer verminkt. In dit album zien we voor de eerste keer expliciet de stemmige, donkere inkleuring optreden, en de sfeer is ook nogal duister.1

Vanaf De snorrende snor (29, 1957) is Sidonia niet meer hertekend - de goden zijde gedankt - en Jerom niet meer vanaf Het sprekende testament (32, 1958; waarin die schitterende familie Van Zwollen de eerste keer ten tonele komt), hoewel zijn haar mij in dit avontuur en het volgende (De geverniste zeerover) nog niet geheel authentiek lijkt (zijn baard wel), maar vanaf De duistere diamant (34) wel. Kennelijk vond Vandersteen bij heruitgave de hoofden van Sidonia en Jerom vanaf die tijd genoeg lijken op die in de latere stijl. Voor zover ik kan overzien, is er sinds nummer 34 niet meer hertekend. Volgens mij heeft dit ook op een of andere manier te maken met de verandering vanaf nummer 34 die wordt genoemd in het artikel dat Martijn stuurde.

Opmerkelijk genoeg vindt in deze tijd ook een verandering plaats in de aard van de avonturen. De tijd die we eerder hebben aangeduid als die van 'de mooie avonturen', getekend in die fraaie, vrij verfijnde stijl (globaal vanaf ongeveer 1952 (Tuf-tuf-club, 14) tot 1958 (Duistere diamant, 34) - overigens ook de periode waarin de zo zorgvuldig getekende Blauwe reeks verscheen - en die vanaf halverwege de jaren '50 wordt gekenmerkt door een wat dikkere lijnvoering, loopt dan ten einde.

Daarop volgt een soort overgangsperiode met nogal wat zwakke avonturen, hoewel er best mooie tussen zitten, zoals het vliegende bed (36, 1959), maar bij mij beklijven ze in ieder geval minder. De stijl verandert langzamerhand maar vrij ingrijpend ten opzichte van de periode daarvoor, en culmineert uiteindelijk in die van De poenschepper (1967), het eerste deel (nummer 67) in de reeks die wij kennen en waarin alle voorgaande albums (die verschenen vóór 1967) werden heruitgegeven en waarin zo nu en dan een nieuw avontuur werd uitgebracht (zie gekopieerde lijst).

Tussen het eind van de mooie avonturen en De poenschepper zitten natuurlijk heel wat albums en wat mij betreft dus nogal wat onbeduidende, in ieder geval minder tot de verbeelding sprekende dan daarvoor. Een aantal goede uitzonderingen, de betere verhalen, lijken de laatste grote tijd van ome Willy, de 'sombere donkere periode' - met De poenschepper als hoogtepunt - al aan te kondigen, zoals De kaartendans (46, 1962) en De sissende sampan (49, 1963). Andere toppers uit die donkere periode zijn onder meer De apekermis (1965), De dulle griet (1966) en Wattman (1967).

In 1962 verscheen De wilde weldoener (44). Ik memoreer dit album omdat ik daarin voor de eerste keer in de reeks de kuif van Sidonia herken - en dan niet als hertekening! - in de stijl zoals deze in de vroegere albums werd hertekend: een gladde kuif zonder veel oneffenheden. Die vermaledijde hertekeningen in de oudere albums moeten dus na 1962 hebben plaatsgevonden. Het zou mij niet verbazen als De wilde weldoener een van de eerste albums is, misschien wel het eerste, dat grotendeels niet door Vandersteen is getekend. Het volgende album, Het hondenparadijs, ziet er weer veel stijlvaster en beter uit. Dit zou er op kunnen wijzen dat de meeste hertekeningen in de oudere albums eveneens niet van de hand van Vandersteen zijn.

Ik acht het bovendien mogelijk dat de hertekeningen, in ieder geval een deel daarvan, van na 1967 stammen, en zijn gemaakt voor de heruitgave in de reeks zoals die nog steeds verschijnt, en dat daaraan tot in de jaren '70 is doorgerommeld. Bepaalde hertekeningen, zoals die met de dikke omtreklijnen in De ringelingschat, zouden ook wel eens van voor de jaren '60 kunnen zijn, bijvoorbeeld gemaakt ter gelegenheid van de Nederlandse uitgaven, waarvan ook de oorspronkelijk Vlaamse tekst moet zijn aangepast en verhaspeld. Misschien is De ringelingschat zelfs tweemaal verhaspeld: van de deels hertekende albums is het namelijk het laatste heruitgegeven, pas 1973. Die opvallend dikke omtreklijnen zouden dan stammen van een eerste hertekensessie ergens eind jaren '50, de bedroevende Sidonia en Lambiks hoofd als mispel uit een tweede in de jaren '70. In rommelen mogen Vandersteen en zijn bruine vrienden van de Standaarduitgeverij niet worden onderschat.

Zo en nu genoeg gezeken; ik kan geen (her)tekening meer zien, GVD.

Reinout

 Noot: 1. Overigens zou over de uiteenlopende inkleuring van de Suske en Wiskereeks een vergelijkbaar opstel kunnen worden geschreven. Volgens mij is ook daarmee nogal gerommeld. Sommige albums zijn bijvoorbeeld heel stemmig ingekleurd - onze vrienden hebben dan vaak rood gekleurde wangetjes, zie bijvoorbeeld De poenschepper. Andere, niet zelden uit dezelfde tijd als de mooi ingekleurde, zijn op fantasieloze wijze in zuurstokkleuren afgeraffeld. Het zou mij niet verbazen als er behalve hertekend ook herkleurd is. Bovendien heeft de uitgever zitten klooien met uiteenlopende papiersoorten en lichter en donkerder kleurstellingen in verschillende drukken.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten